Planten met blote wortel zijn enkel te verkrijgen tijdens de winterrust dus ongeveer vanaf begin november tot eind maart afhankelijk van de weersomstandigheden. Tijdens de maanden april, mei, september en oktober is het meestal nog mogelijk haagplanten, heesters en bomen met kluit te verplanten. Planten in pot zijn het hele jaar beschikbaar en kunnen mits de juiste nazorg altijd uitgeplant worden. 

  • APPELBOMEN
  • PERENBOMEN
  • PRUIMENBOMEN
  • KERSENBOMEN
  • KRIEKENBOMEN
  • PERZIKBOMEN EN NECTARINES
  • ABRIKOZENBOMEN
  • KASTANJEBOMEN
  • NOTENBOMEN
  • HAZELNOTEN
  • KWEEPEERBOMEN
  • MISPELBOMEN
  • NASHIBOMEN
  • AMANDELBOOM
  • BESSENSTRUIKEN
  • DRUIVELAARS
  • KIWI
  • KIWIBES
  • VIJGENBOMEN
  • AARDBEIEN
  • ONDERSTAMMEN

Graag een druivelaar kopen om te genieten van heerlijk sappige druiven? De druivenboom of druivelaar is afkomstig uit de Kaukasus, werd door de Grieken als eerste geteeld en door de Romeinen in ons land geïntroduceerd. De eerste wijnvelden werden reeds in de 4de eeuw rond Luik en Huy aangelegd.

Nuttige weetjes:

  • De wijnstok of druivelaar is zelffertiel en voldoende winterhard, maar vraagt een warme standplaats, een zuidermuur of een koude serre om de vruchten te laten rijpen.
  • Het is belangrijk om uw druivelaar goed te snoeien en dit goed op te volgen. Wanneer u de druivelaar gaat planten, snoeit u op één scheut 25 cm boven de grond terug. Ieder jaar voegt u 80 tot 120 cm toe bij de hoofdtak(ken). U kunt ook een hoofdtak in een tweede richting opkweken. Tegen een muur laat u om de 25 cm een twijg groeien met vruchtaanzet, terwijl u de overige wegsnoeit. Aan een draad kunt u aan weerszijden van de hoofdtak deze afstand respecteren en zo de productie verhogen. Gedurende de zomer topt u de vruchtdragende twijg drie bladen boven de tweede tros. U neemt bovendien meermaals de dieven weg. Dit zorgt voor grote vruchten en trossen die voldoende sappig en zongerijpt zijn. Elk jaar in februari snoeit u alle vruchttwijgen terug op 1 of 2 ogen vlakbij de hoofdtak.
  • Druiven kweken in een kas gaat niet samen met groenten kweken. Vanaf september moet u een droge omgeving creëren. Serreteelt vraagt extra zorgen. Vanaf ca. 10 cm moet u de dieven wegnemen, zo niet is er gevaar voor rotting, witziekte en barstende vruchten.
  • Gieten: In maart moet u grondig gieten, dit in combinatie met stikstofgift. Vanaf dan moet u de ondergrond constant goed vochtig houden. Een goed middel hiervoor is een laagje mest bovenop de grond. Schommelingen in vochtigheid kunnen leiden tot barsten.
  • Trosdunning bij druiven: Een teveel van trossen per struik resulteert in kleinere trossen en kleinere, minder gekleurde en minder zoete vruchten. Bovendien is de boom gevoeliger voor ziekten en is hij op termijn uitgeput. 1 tros per spoor, doorgaans de eerste, of ca. 3 à 5 trossen per meter gelden als norm voor gezonde planten.
  • Druiven krenten: Dit is het wegknippen van de kleine en slecht geplaatste bessen binnenin de tros. Elke bes moet voldoende plaats hebben om te dikken. Dit gebeurt best zo snel mogelijk en uiterlijk tot de druiven een erwt groot zijn. Onervaren kwekers knippen vaak te weinig weg. Een gekrente tros ziet er los uit, maar men moet bedenken dat iedere druif zo groot wordt als het kleinste oog van uw knipschaartje. Te weinig krenten geeft aanleiding tot rotte bessen.