THUJA OCCIDENTALIS
Westerse levensboom. Conifeer met een dicht vertakte kroon. Wordt tussen de 15 en 20 m hoog en 4 - 5 m breed. Roodbruine schors, in smalle repen loskomend. Smal piramidale kruin. Blad: schubben dakpansgewijs over elkaar, dofgroen, in de winter bronskleurig. Geurend bij kneuzing. Bloei: onopvallend. Vrucht: kleine hangende kegeltjes tot 2 cm, geschubd en geelbruin. Minder opvallend. Stelt weinig eisen aan de bodem. Kan zowel op nattere als droge gronden, maar verkiest toch iets zwaardere gronden. Robuuste conifeer voor haagvorm, of solitair.